Hij weegt wel 150 ton en wordt makkelijk 25 tot 30 meter lang. Deze baleinwalvis is het grootste dier dat ooit op deze wereld geleefd heeft. En al is de Blauwe Vinvis ernstig bedreigd door toedoen van de mens, bijvoorbeeld door de walvisvaart, de vervuiling in de oceanen, en de zware zeevracht, hij is er nog steeds. Nu de jacht is verboden en er walvisreservaten in de oceanen zijn én de dieren zorgvuldig getrackt worden, klimmen hun aantallen weer op. Maar het ontstaan van deze grootste reus is een wel héél bijzonder verhaal.
Het ontstaan van alle leven
Alle leven is ontstaan in de zee. En 500 tot 600 miljoen jaar geleden is er leven uit de zee het land op gekropen. De eerste gewervelden kwamen zo’n 400 miljoen jaar geleden. Zo is uiteindelijk landleven ontstaan.
De ‘verre voorouders’ van de Blauwe Vinvis
Veel mensen denken dat walvissen altijd in de zee hebben geleefd, maar nu blijkt dat dat helemaal niet het geval is. De walvisachtigen stammen af van een schattig klein hertachtig diertje; de Indohyus. Dit hertje is 50 miljoen jaar geleden steeds vaker de zee in moeten vluchten doordat er te veel roofdieren waren en zo is hij dus ‘verwaterd’.
Ongeveer 10 miljoen jaar later was de Indohyus tot de Ambulocetus geëvolueerd. De Ambulocetus leek een beetje op een krokodil met langere poten en een kortere staart. Zijn longen waren al helemaal aan het water aangepast.
De link
Recent heeft de Belgische paleontoloog Olivier Lambert een link tussen deze dieren en de latere walvisachtigen gevonden als fossiel in de woestijn van Peru: de Peregocetus. Dat was een otterachtig dier dat ongeveer 40 miljoen jaar geleden leefde. Dit dier ontwikkelde langzaam baleinachtige kenmerken en at vooral plankton.
Zo is de reis van het (land) hertje, naar de (water) krokodilachtige, via de (water) otterachtige naar de gigantische Blauwe Vinvis geëvolueerd in de afgelopen 50 miljoenen jaren!
Hoe komt het nu dat ze zo immens groot zijn geworden?
Baleinwalvissen zijn plankton-eters. Het zijn grote dieren die van de allerkleinste diertjes leven. Plankton zit vooral in koude zeeën. Door groter te worden, konden walvisachtigen hun temperatuur beter reguleren. Op die manier kunnen ze dus de koude wateren opzoeken.
Precies omdat ze plankton eten, zijn het vandaag dus reuzen.